Artikel 25 - Toestemming (en eventueel melden) dienstverlening en sponsoring
- Een (samenwerkingsverband van) zorgprofessional(s) dient vooraf toestemming te hebben verkregen van de raad van bestuur voor het aangaan met een leverancier van:
-
- een dienstverleningsovereenkomst in de zin van artikel 13, en
- een sponsorovereenkomst in de zin van artikel 15 t/m 17.
- De in het vorige artikel genoemde toestemming dient te blijken uit medeondertekening van de overeenkomst door of namens de raad van bestuur van de instelling.
- In het geval een zorgprofessional werkzaam is in meer dan één instelling, dient de toestemming te worden verleend door de raad van bestuur van de instelling waar dit voor de betreffende overeenkomst relevant is. Tevens doet de zorgprofessional melding van de overeenkomst bij de andere instelling(en) waar hij/zij werkzaam is.
TOELICHTING
Indien een zorgprofessional resp. een samenwerkingsverband van zorgprofessionals een dienstverleningsovereenkomst in de zin van artikel 13 of een sponsorovereenkomst in de zin van de artikelen 15 t/m 17 met een leverancier aangaat, geldt een zwaarder regime. Een melding alleen is dan niet voldoende. In dat geval dient er aantoonbare voorafgaande toestemming te zijn voor het aangaan van de betreffende overeenkomst van de raad van bestuur (lid 1). Deze goedkeuringsplicht geldt niet alleen voor zorgprofessionals die in loondienst zijn, maar ook voor zorgprofessionals die op andere basis werkzaam zijn, bijv. als vrijgevestigde medisch specialist op basis van een toelatingsovereenkomst (zie in dat kader A13.03). De goedkeuringsplicht geldt ook voor samenwerkingsverbanden die aan de instelling gerelateerd zijn, zoals een vakgroep, een divisie, het MSB of een researchstichting.
Omdat artikel 15 lid 2 sub b. in de weg staat aan een sponsorrelatie tussen een leverancier en een individuele zorgprofessional, zal de contractpartij bij sponsoring altijd een samenwerkingsverband van zorgprofessionals of een instelling zijn. Indien de contractspartij de instelling zelf is en de raad van bestuur ondertekent de overeenkomst namens de instelling, staat daarmee vast dat toestemming is gegeven. In alle andere gevallen dient de raad van bestuur akkoord te gaan met de overeenkomst.
De toestemming moet blijken uit de handtekening van of namens de raad van bestuur op de overeenkomst (lid 2). Uit deze handtekening volgt dat de raad van bestuur instemt met het aangaan van de betreffende dienstverlenings- of sponsorovereenkomst als zodanig. De medeondertekening hoeft niet te betekenen dat de raad van bestuur daarmee een volwaardige contractspartij bij de overeenkomst is in de zin dat deze ook aansprakelijk wordt voor de volledige uitvoering van de overeenkomst.
Indien en voor zover raden van bestuur het verlenen van toestemming intern willen delegeren, staat het hen vrij dit naar eigen inzicht te regelen. Wel zal voor leveranciers kenbaar moeten zijn aan wie (en eventueel onder welke voorwaarden) deze bevoegdheid gedelegeerd is. Zij moeten zonder al te veel moeite kunnen vaststellen of voldaan is aan het vereiste dat voorafgaande toestemming door of namens de raad van bestuur verkregen is.
In de praktijk kan het voorkomen dat een zorgprofessional aan meer dan één instelling verbonden is. In dat geval zou de verplichting om vooraf toestemming te krijgen van meerdere raden van bestuur tot een grote administratieve belasting kunnen leiden. Daarom volstaat in dat geval de goedkeuring van één raad van bestuur, nl. de raad van bestuur van de instelling waarvoor de betreffende overeenkomst het meest relevant is. De raad van bestuur van de andere instelling waar de zorgprofessional deels ook werkzaam is, dient te worden geïnformeerd (lid 3).
Van geval tot geval zal moeten worden bepaald in welke instelling – als meest relevant – goedkeuring moet worden verkregen en in welke instelling de interactie uitsluitend hoeft te worden gemeld.
Bijvoorbeeld: als het gaat om een onderzoek dat in opdracht van een leverancier door een zorgprofessional wordt uitgevoerd die in twee instellingen werkzaam is, is de goedkeuring nodig van de raad van bestuur van het ziekenhuis waarin dat onderzoek wordt uitgevoerd. De zorgprofessional dient de dienstverlening te melden aan de raad van bestuur van het andere ziekenhuis. Een ander voorbeeld is de situatie waarin een vakgroep van medisch specialisten een sponsorovereenkomst aangaat met een leverancier voor de financiering van bijv. een opleidingsplek. De instelling waar de opleiding voornamelijk plaats vindt, is dan het meest “relevant” en daar dient dan ook toestemming van de raad van bestuur te worden verkregen. Indien een bij die vakgroep betrokken specialist ook nog in een andere instelling werkzaam is, dient in dat ziekenhuis deze sponsoring te worden gemeld.